Daar zit je dan.
Een eindje bij me vandaan.
Heerlijk onderuitgezakt op een bankje, halfslachtig kijkend naar hetzelfde schouwspel als ik.
Mijn capuchon op, beschermend tegen de koude windvlagen,
laat dat mij juist toe jou onopvallend te bekijken.
Je leidt me al minutenlang af.
Niet bewust, denk ik. Maar toch.
En dan begint het.
Zo’n rondje hersenspinsels.
Over mezelf.
Over hoe ik naar mensen kijk.
Over normen, waarden en fatsoen.
Of ik zelf te veel vind van wat anderen allemaal vinden.
Of het misschien ook gewoon oké is, om even níét alles te vinden.
Gewoon zijn. Genieten. Als het moment daarom vraagt.
Is dat belangrijk, eigenlijk?
Wanneer je mag genieten? Of hoe je het doet?
Zolang ík maar geniet, toch?
Wat iedereen daar ook van vindt.
F*ck it. Een mindset die je jezelf hebt toebedeeld.
Ondertussen kijk ik naar jou.
Je lijkt je niets aan te trekken van de veroordelende blikken.
Brommend op je telefoon, met je moeder in gesprek —
tenminste, dat dénk ik.
Nog zo iets communicatiefs, onbegrepen door mezelf.
En terwijl voor ons het moment gaande is,
dat hetgeen is waarvoor we hier zijn,
dat moment passeert voor jou als een tikkende klok waarvan de batterij bijna op is.
Geniet je dan niet van het beeld voor je?
Zwaarlijvig.
Zwetend op een bankje, terwijl het toch behoorlijk koud is.
Lekker een peukje erbij, terwijl de kinderen om je heen hobbelen.
Wachten tot je weer met intense kreunen zuchtend omhoog kan komen.
En ineens vraag ik me fluisterend af:
Heb je het allemaal al opgegeven?
“Wat zeg je?”
Naast me.
Ik schrik.
“Oh, niks hoor, ik zat in m’n hoofd.”
De vader naast me volgt mijn blik.
Knikt.
“Ja, sommige mensen hebben gewoon geen fatsoen. Dat ze hier aan het roken zijn… kan écht niet.”
Ik kijk hem aan.
“Ga je er wat van zeggen?”
Hij schudt zijn hoofd.
Natuurlijk niet.
Iedereen vindt wat van dat sigaretje.
Maar niemand zegt wat.
Iedereen vindt wat van dat sigaretje,
maar niemand durft — gek genoeg — wat te zeggen.
Een volgend maatschappelijk kritisch spinsel schiet door mijn hoofd.
Recente krantenkoppen over verharding en polarisatie in de maatschappij
en het groeiende zorgprobleem voor volwassenen en kinderen met obesitas
staan me ineens visueel voor de ogen.
En ik verzink weer in gedachten.
“Papa!”
Mijn dochter staat ineens naast me.
“Ik heb gescoord! En ik heb dorst!”
High five.
Vier slokken water.
Een aai over haar hoofd.
“Aaah pap, m’n haar!”
Ze rent weg. Glimlachend.
En ik?
Ik kijk nog even terug.
Naar het bankje.
Naar de rook.
Zal ik er dan wat van zeggen…?




